De Kleine Prins door Antoine de Saint Exupéry

boek-de-kleine-prins

ISBN 9789061004219

Antoine de Saint Exupéry (1900) was een Franse schrijver en vliegenier. Hij schreef De Kleine Prins een jaar voor zijn dood.

Dit mooie moderne sprookje, geschreven voor jong en oud en schitterend geïllustreerd door de auteur, wordt over de hele wereld tot de klassieken gerekend. De verteller, een piloot, verhaalt hoe hij na een noodlanding met zijn vliegtuig in de woestijn de kleine prins ontmoet. De kleine prins vertelt zijn wijsheden over de planeet waar hij woont en over de andere planeten die hij bezoekt.

Een klein stukje uit dit mooie boekje:

De grote mensen zullen het natuurlijk niet geloven. Die verbeelden zich dat ze veel ruimte innemen en vinden zichzelf belangrijk, net als apenbroodbomen, we zullen hun dus maar aanraden om het na te rekenen – ze zijn toch zo dol op cijfers; dat zullen ze heerlijk vinden. Maar verspil je tijd niet aan zulk monnikenwerk. Dat is niet nodig. Mij kun je echt geloven.

Toen de kleine prins eenmaal op de Aarde stond, was hij heel verbaasd dat hij niemand zag. Hij werd al bang dat hij zich in de planeet vergist had, toen hij op het zand iets zag bewegen, een maankleurige kronkel.

Goedenacht, zei de kleine prins op goed geluk.
Goedenacht, zei de slang.
Op welke planeet ben ik terechtgekomen?, vroeg het prinsje.
Op de Aarde, in Afrika, antwoordde de slang.
Aha!…Maar is er dan niemand op de Aarde?
Hier ben je in de woestijn. In de woestijnen woont niemand. De Aarde is groot, zei de slang. De kleine prins ging op een steen zitten en keek naar de hemel.
Ik vraag me af of de sterren licht geven, zei hij, om iedereen zijn eigen ster te laten terugvinden. Kijk, daar is mijn planeet, precies boven ons…
Maar wat is ze ver.
Ze is heel mooi, zei de slang. Wat kom je hier doen? Ik heb moeilijkheden met een bloem, zei het prinsje.
O, zei de slang. En toen zwegen ze.
Waar zijn de mensen?, vroeg de kleine prins eindelijk. Het is wel een beetje eenzaam in de woestijn…
Bij de mensen ben je ook eenzaam, zei de slang. De kleine prins keek hem eens lang aan.
Je bent een raar beest, zei hij tenslotte, zo dun als mijn vinger…
Maar ik ben machtiger dan de vinger van de koning, zei de slang. De kleine prins moest even lachen.
Zo erg machtig ben je niet…je hebt niet eens poten…je kunt niet eens reizen.
Ik kan je verder wegbrengen dan een schip, zei de slang. Hij kronkelde zich om de enkel van de kleine prins als een gouden armband.
Wie ik aanraak, geef ik terug aan de aarde waaruit hij is ontstaan, zei hij nog. Maar jij bent rein en komt van een ster. De kleine prins antwoordde niet.
Ik heb met je te doen; je bent zo zwak en dan op de keiharde Aarde. Ik kan je wel eens helpen als je erg naar je planeet verlangt. Ik kan…
O, ik begrijp je heel goed, zei de kleine prins, maar waarom spreek je altijd in raadselen?
Ik los alle raadsels op, zei de slang.

 

En toen zwegen ze beiden.

Interesse in het boek? Klik hier om te bestellen.